Nederlands in Gang bevat oefeningen voor alle taalvaardigheden: lezen, luisteren, spreken en schrijven. Daarnaast is er aandacht voor grammatica, uitspraak en intonatie, cultuur, praktijkopdrachten en reflectie. In de 18 lessen van het lesboek wordt het Nederlands voor alledaags gebruik geïntroduceerd. Bij het boek hoort ook een website met dialogen en uitspraakoefeningen, aanvullende oefeningen, intensieve luisterteksten, filmpjes en liedjes.
Inhoud les 10-18:
Les 10: Bij een fietsenmaker
Gebeurtenis beschrijven. Verleden tijd.
Les 11: Op een verjaardag
Vertellen over werk, studie en hobby’s. Wederkerende werkwoorden.
Les 12: Naar de Evenementenhal
De weg vragen en wijzen, een route beschrijven. Scheidbare werkwoorden.
Les 13: Bij vrienden
Mening vragen en geven.
Les 14: Met de trein
Informatie vragen. Toekomende tijd.
Les 15: In de trein
Beschrijven wat je ziet. Zelfstandig gebruik aanwijzend voornaamwoord.
Les 16: Naar de bioscoop
Een kaartje kopen. Voegwoorden (hoofdzin+hoofdzin).
Les 17: Met de helpdesk
Probleem beschrijven, telefoneren. “Er”, “aan het… zijn”.
Les 18: Bij de politie
Aangifte doen, advies vragen en geven. Voegwoorden (hoofdzin+bijzin).